donderdag 29 juni 2017

Poezendokter

Vroeg of laat ontkomt geen vrouw er aan. De gynaecoloog. (Of de gyneacoloog. Of de gynocoloog, heb ik ook wel eens gezien. Niemand die weet hoe je het schrijft behalve de gynaecoloog zelf en je spellingscontrole.) Als de natuur je gunstig gezind is en je geen opgevouwen kinderen gaat proberen te baren zie je hem of haar als het goed is niet voor je dertigste. Tot die tijd stonden er op mijn medisch cv ook geen gynaecologische kwesties. Strikt genomen zag ik hem al wel voor mijn dertigste, er was er eentje aan mijn bed namelijk toen het hartslagje van mijn oudste kind tijdens de bevalling zo onregelmatig werd, dat alle arts-assistenten van schrik de dienstdoende gynaecoloog opgetrommeld hebben. Ik zou hem echter nog niet herkennen als-ie een uur recht voor mijn neus zou staan, zoveel, of weinig, krijg je mee van de wereld om je heen als je persweeën weg moet vloeken. Ik weet alleen zijn naam want die prijkte op het ponsplaatje dat ik meekreeg van het ziekenhuis en die inmiddels verblijft op de plek waar alle ponsplaatjes verblijven: in het grote onbekende land der ponsplaatjes die slechts één keer gebruikt zijn. Maar die keer tel ik dus niet mee.

Als je dertig wordt ben je voor de medische stand toegetreden tot het genootschap van de risicogroepen. En dan krijg je vanzelf een briefje in de bus waarop staat dat het beter voor je is als je je met gezwinde spoed meldt bij je huisarts zodat hij een uitstrijkje kan maken teneinde vast te stellen of de cellen in je baarmoeder zich nog gedeisd houden. Het woord uitstrijkje schijnt trouwens te stammen uit de tijd dat de arts met de ijskrabber uit zijn auto een stuk weefsel uit je schraapte en dat op zo'n labglaasje smeerde. Tegenwoordig komt er geen huisarts meer aan te pas. De assistente steekt, onderwijl telefonerend met een andere patiënt en recepten faxend, een uit de hand gelopen wattenstokje in je, roert daar een beetje mee rond en dat gaat vervolgens in een potje voorzien van een sticker met je naam erop. Dan mag je hopen dat ze niet per abuis de sticker van meneer Jansen met nierstenen op je potje plakt. Ze stuurt de pot op naar een mysterieus lab waar je cellen beoordeelt worden op de aanwezigheid van narigheid die weer zou kunnen wijzen op een voorstadium van baarmoederhalskanker. De uitslag wordt naar je huisarts gestuurd en als de uitslag niet goed is krijg je zelf ook nog een brief. Als je mazzel hebt heeft de assistente van de huisarts je eerst gebeld voor je zelf die onheilsbrief op je mat vindt. En dan begint het gesodemieter. Als er ook maar één cel een slechte dag had op het moment van je uitstrijkje is de uitslag niet goed (die trouwens wordt aangeduid met de charmante terminologie PAP1 t/m 5 waarbij 1 staat voor niks aan de hand tot over 5 jaar, en 5 ga je pruik maar alvast uitzoeken), gaan alle seinen op rood en word je doorverwezen naar de gynaecoloog waar je onmiddellijk en onvoorwaardelijk tot de vaste clientèle behoort.

Ik kreeg zo’n brief een paar jaar geleden. Mijn uitslag was PAP2. Dus nu heb ik ook een vaste gynaecoloog en moet ik eens in de zoveel tijd op controle bij d'r. D'r? Ja mijn poezendokter is een ze. Dat maakt het allemaal niks minder ongemakkelijk behalve dan dat ze waarschijnlijk zelf ook wel weet hoe het voelt. Soms heeft ze een hulpje die het nog moet leren en "of die dan even mee mag kijken". Welja joh, laat dat arme kind maar kijken hoe dat er uitziet als je later groot bent, of je vriendinnetje. Na een eerste intensieve reeks bezoekjes waarbij nieuwe proefjes van je inwendige worden genomen en in potjes gestopt mag je, indien de boel onder controle blijkt of is gebracht, wat langer wegblijven. Aangezien mijn uitslag koppig op PAP2 blijft steken ben ik stabiel en hoef ik me nog maar eens per half jaar te melden. En hoewel ik verre van preuts ben heb ik gedurende de afgelopen periode steevast dezelfde opgelaten gevoelens, bergen vragen die ik nooit ga stellen en ongemakkelijke gesprekjes. Dat komt deels door mijn persoonlijke situatie (single/relatie/single/relatie/wel anti-conceptie/geen anti-conceptie/gestopt met roken/weer begonnen met roken, etc.) maar het is natuurlijk al gedaan tijdens het korte wandelingetje in je halve blootje van de omkleedruimte naar een stoel waar alleen maar je halve billen op passen en waar je dus wel meteen je benen in de beugels móet leggen om niet pardoes op de grond te vallen. Echt heel gemeen van de fabrikant is dat. En hoe vaak je ook al bij de huisarts je stinkende schimmelteen hebt laten zien, je aangekoekte loopoor hebt laten uitspuiten of je ontstoken oog hebt laten behandelen, als de gynaecoloog tussen je benen plaatsneemt op haar ergonomische kruk op wieltjes, dan doe je een schietgebedje dat je niet plots naar de viskraam aan het eind van de marktdag riekt. En als je die gedachte al van je af hebt kunnen zetten probeer je nergens aan te denken en te ONTSPANNEN. Als het dan gelukt is genoeg te ontspannen om de gynaecoloog haar werk te kunnen laten doen denk je nooit aan je boodschappenlijstje of je parkeerkaartje. Ik weet niet waar andere vrouwen aan denken op dat moment maar ik vraag me altijd vaste dingen af. Zoals welke conclusies ze trekt op basis van haar uitzicht. Of ze kan zien wanneer ik voor het laatst seks (of: "gemeenschap" in gynaecologentaal, moet je trouwens eens uitproberen vanavond: "liefje, ik heb zo'n zin in gemeenschap, ga je mee naar bed?") heb gehad. En stel dat ze dat kan zien, wat zou ze daar dan van denken? Want vooraf hebben we elkaar nog even gesproken en heb ik verteld of ik al dan niet een relatie heb, of en welke vorm van anti-conceptie ik gebruik en of ik wel eens bloed verlies als dat niet moet. Misschien kijkt ze wel door haar verstelbare gynaecologenverrekijker en is de combinatie van mijn antwoorden en de terzakedoende bewijzen die mijn lijf aanvoert wel een reden voor haar om geen barst van mijn antwoorden te geloven. Terwijl ik echt nooit lieg! Behalve over hoeveel sigaretten ik rook. 

En de moeder van alle vragen die je hebt als je in de beugels hangt is natuurlijk wat iemand bezielt om gynaecoloog te worden. En dan hoop je maar dat degene die tussen je benen in de weer is met roestvrijstalen attributen ergens tijdens zijn of haar medische opleiding een oprechte interesse heeft opgevat voor de vrouwelijke anatomie. Ik vertrouw mijn gynaecologe, met haar krullen, hippe bril en cowboylaarzen waar Nancy Sinatra jaloers op zou zijn, voor 1000%. Ze kwebbelt me altijd goedgemutst (haha) door het onderzoek en handelt discreet en doeltreffend. Maar stel hè, dat je sterft aan je eigen op hol geslagen voortplantingsmechanisme. Daar denk ik dan maar aan als ik naar het systeemplafond lig te staren. En hoe jammer het is dat ik die inenting niet heb gekregen simpelweg omdat de wetenschap nog niet ver genoeg was toen ik zo oud was. Waardoor steeds gecontroleerd moet worden of ik een virus heb met zo'n lieve naam dat het net zo goed aan kinderspeelgoed gegeven zou kunnen worden, maar dat kwaadaardig genoeg is om je met behulp van je eigen lichaam te gronde te richten. Dus welke motivatie de gynaecologen waar ook ter wereld dan ook hadden om de eendenbek ter hand te nemen, zij zijn wat mij betreft stuk voor stuk helden en heldinnen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten