dinsdag 8 december 2015

I walk the line

Ik stel me voor dat het leven een lijn is, een lijn waar we allemaal op lopen. Als je van die lijn af valt donder je in een diep ravijn waaruit het moeilijk terug klauteren is. We lopen allemaal op die lijn, soms is het makkelijk, soms loopt die lijn vlak langs die afgrond en is het ingewikkeld om hem te blijven volgen. Op televisie zijn daar een heleboel programma's over met John Williams en Wendy van Dijk.

Het leven: niet van de lijn vallen. Of soms: de verleiding weerstaan om eraf te vallen. Ik heb dit natuurlijk niet zelf verzonnen. Het is een liedje van Johnny Cash. Een liefdesliedje. Dat heeft niks te maken met mijn voorstelling. Maar het is ook de titel van de (prachtige) film die over 's mans leven gemaakt is. En dat levensverhaal komt er wel aardig dichtbij.

Als je klein bent heb je geen benul van die afgrond. Dan lopen er (als het goed is) twee mensen die dat van je afschermen. Waardoor je:
A. Niet weet dat het leven ronduit klote kan zijn.
B. Niet kunt vallen.
Dat is de bedoeling volgens mij van kind zijn. En als er niet twee mensen lopen dan in elk geval eentje die genoeg af kan schermen en beschermen. De schone taak van die mens(en) is wel om je al opgroeiende bewust te maken van die diepte, je op te vangen als je toch dreigt te struikelen en om je een beetje te leren hoe je kunt voorkomen dat je valt. Met die theorie kan je dan in theorie in je volwassen leven betere beslissingen nemen. Daarnaast is het gewoon hopen dat je de juiste stabiele genen doorgegeven hebt.

Als je bovenstaand leest zouden woorden als cynisch en gedesillusioneerd goed passen als je zou proberen me in een hokje te stoppen. En toegegeven; er zijn dagen waarop ik me in dat hokje prima op mijn plek voel. Maar het merendeel van de tijd is het tegendeel waar.  Er is een groep mensen die van die lijn af dondert het ravijn in, en er is een groep mensen die dat niet doet. Ik reken mezelf tot de laatste groep. Niet omdat ik daar bewust voor kies maar omdat ik simpelweg niet val. Nog niet dan hè. Ik ken geen honger en oorlog, uitbuiting of bittere armoede. Dus ik weet niet hoe veerkrachtig ik ben onder die omstandigheden. Maar vooralsnog is er nog niets geweest wat me over het randje heeft gekregen. En daar ben ik best een beetje trots op. Wat ook weer stom is want ik weet helemaal niet precies hoe ik dat doe, niet van die lijn af vallen. Ik doe het gewoon. Zoals een kind een keer opstaat en zijn eerste stapjes zet, zoals je zonder na te denken je glas naar je mond brengt en het leegdrinkt. Mensen prijzen me erom. Wat ben je toch altijd positief! Wat ben je sterk! En dat is fijn, want dat draagt daar weer aan bij. Maar net zoals een inwoner van een of ander verlaten eiland in de Stille Zuidzee die 138 is geworden, gevraagd naar zijn geheim zal antwoorden: "Gewoon blijven ademen", heb ik ook niet echt een kant-en-klaar recept voor positiviteit.

Maar als er één zin is waarmee ik mijn leven zou moeten omschrijven dan is het wel: de boel bij elkaar houden. Ik weet dat alleen de zon voor niets opgaat. Dat vertrouwen inwisselbaar is. Dat het weer stabiel is vergeleken bij de veranderlijkheid van mensen. Dat de waarheid aan interpretatie onderhevig is. En dat niet alleen tijd en afstand maar ook vertrouwen en geluk relatief zijn. Ik weet waar ik waarde aan hecht en ik ben een aanzienlijk deel van mijn tijd kwijt aan dat behouden. De rest van de tijd slaap ik of ben ik ergens op aan het wachten. En dat laatste doe ik dan misschien ook weer uit behoud van iets of iemand.

De fase waarin ik volgens de geleerden zit is de drukste in een mensenleven. Alles moet tegelijk. Kleine kinderen die opgevoed moeten, carrière moet gemaakt, ambitie nagestreefd, op tijd naar de kapper, bewegen, ontspannen, bijblijven, het juiste adres hebben, sociale contacten die onderhouden moeten worden, persoonlijke ontwikkeling. Veel dingen die ik ook 'moet' (en graag wil, voor alle duidelijkheid). En daarnaast nog de eeuwige onderstroom van gedachten over wie je bent en waarom en met welk doel.

Mij is beloofd door een dronken zeeman in een vage kroeg op een vaag tijdstip, dat het hoofd vanaf mijn veertigste rustiger gaat worden. Toen ik hem vroeg of dat dan kwam omdat ik me dan neer zou gaan leggen bij dingen of omdat ik vanaf dan antwoorden zou vinden op mijn Levensvragen keek hij me lodderig aan en sprak verbaasd: "Goh, misschien ben jij wel slim". Ik houd me maar vast aan die belofte en kijk derhalve een beetje uit naar mijn veertigste verjaardag. Ondertussen goochel en baan ik me een weg door het leven waarin ik me bijna dagelijks een octopus voel met een tentakel in de vaatwasser, eentje op mijn toetsenbord, eentje aan het stuur van mijn auto, eentje aan de telefoon, eentje die een nieuwsbrief van school probeert te reduceren tot een handjevol notities in mijn agenda, eentje die concertkaartjes probeert te bemachtigen voor iets wat ik niet wil missen, eentje die mijn kinderen knuffelt, eentje die eten kookt...en dan kom ik er nog een paar tekort. Ik moet er niet aan denken dat ik op een dag in het gips kom te zitten. En als de vaatwasser stuk gaat, een kind ziek wordt, de auto het af laat weten, dan stort dat kaartenhuis met een donderend geraas in elkaar. Dan kan ik de handdoek gooien, iets overhellen en mezelf die vrije val gunnen. Maar ik doe het niet. Ik kan het me niet permitteren om te beginnen, ik ben er te trots voor, en ik weet dat die lijn weer recht wordt. Dan stapel ik mijn kaartjes weer lekker op elkaar!

Johnny Cash - I Walk The Line