vrijdag 30 november 2012

IJle lucht


Is geluk een staat waarin je verkeerd of is geluk iets wat je zo nu en dan passeert en alleen op basis van puur onversneden toeval jouw kant opkomt? Als je ongelukkig bent ben je niet gelukkig maar als je niet gelukkig bent, ben je niet per definitie ongelukkig. Is geluk maakbaar en is ongeluk af te wenden? Kun je je hele leven het geluk nastreven tot je op je tandvlees loopt en sterven zonder het ooit ervaren te hebben? Kun je door jezelf tegen alles te verzekeren, altijd met een veiligheidshelm in een auto met een vijf-puntsgordel te stappen die vijf uit vijf sterren heeft in alle veiligheidstesten, te leven volgens alle regels van de Wereld Gezondheids Organisatie, je hart nooit te openen voor de liefde, het ongeluk afwenden? In elk geval sluit je je daarmee ook af voor de dingen die juist weer zorgen voor geluk. Want, nee echt niet René, echt niet alles kan een mens gelukkig maken.

De algemene opvatting is: geld maakt niet gelukkig, kleine dingen (vaak) weer wel. Geld draagt an sich denk ik niet bij aan je geluk of ongeluk. Geld is een middel, een schakel in een ketting die leidt naar het doel wat je geluk gaat brengen. Minder geluk zal je ervaren als je je dagelijkse boodschappen af kunt rekenen en nooit met honger naar bed bent gegaan, het geluk zal groter zijn als geld een toereikend middel is om de reis te maken waar je van droomde. Het geluk zit in het laatste geval dan ook nog gedeeltelijk verscholen in de kick die je krijgt als je eindelijk de eindstreep van je spaarmarathon bereikt hebt.

Ongeluk is het tegenovergestelde van geluk maar gek genoeg is ongeluk veel grijpbaarder dan geluk. Een ongeluk zit in een klein hoekje (tenzij een hoekje geen ding is, is dat gezegde weer moeilijk te rijmen met dat geluk in die kleine dingen). En dat ongeluk in een klein hoekje zit suggereert dat het je gemakkelijk kan overkomen, omdat je er niet beducht op bent op dat ongeluk, terwijl het geluk in die kleine dingen dan weer veel moeilijker te grijpen lijkt. Bij ongeluk stel je je al snel een situatie voor die (beperkte) fysieke of materiele schade teweeg brengt.

Geluk en ongeluk gaan voorts hand in hand door het leven, het één sluit het ander niet uit. Niet te verwarren met het ‘geluk bij een ongeluk’. Daar moet je het geluk vaak wel een beetje zelf uit de puinhopen trekken. Het is een ongeluk dat je de controle over het stuur verloor maar een geluk erbij is dat er geen bomen in de weg stonden zodat je nu niet blijvend invalide bent. Uiteraard knijp je je handjes dicht als je weliswaar met een hersenschudding en een paar schrammen bleekjes uit je auto stapt, maar als je dat nog zelfstandig kunt doen is er weinig om je druk over te maken, maar je auto ligt in puin, je schadevrije jarenteller staat weer op nul, je verzekeringspremie stijgt onevenredig tegenovergesteld, en je durft misschien wel nooit meer achter het stuur te kruipen. Wat een geluk.

Je kunt dolgelukkig zijn thuis op je eigen (bij elkaar gespaarde) bankstelletje met de liefde van je leven aan je onderuitgezakte zijde. Maar gaat maandag de wekker en je moet je weer voor de komende acht uur melden op een kantoor bij een baas die je wel kan schieten, om werk te verrichten wat je stomvervelend vindt met collega’s die je niet begrijpt, dan verruil je je geluk tijdelijk voor ongeluk. Ben je in staat om aan het einde van je werkdag de deur achter je dicht te trekken en onderweg naar huis je hoofd leeg te maken dan vindt deze ruil moeiteloos weer plaats. Maar ben je niet in staat om dat te doen dan worden geluk en ongeluk vloeibaar en vermengen ze zich waardoor beide niet volop kunnen floreren. In het geval van ongeluk is dat prettig want die wordt afgzwakt door het geluk maar andersom wordt ook het geluk overschaduwd door het ongeluk. Een neutrale staat bereik je daardoor niet want het mengsel is nooit uit gelijke delen opgebouwd, de klok bepaald de verdeling. Is het andersom, je werk is leuk, maar thuis zou je het liefst je bankstel met partner incluis bij het grofvuil zetten, dan zou je volgens de wetten van deze  logica gelukkiger moeten zijn.

Guus Geluk heeft immer de wind mee, het geluk komt gegarandeerd zijn kant op. Hij hoeft nergens moeite voor te doen en kent geen ongeluk. Maar gelukkig is hij zelden. Zonder dalen geen pieken. Maar het achter je laten van een dal betekent niet automatisch het beklimmen van een piek. Het hangt er maar net vanaf aan welke kant je het dal verlaat. Misschien klim je wel terug op de vorige piek omdat het daar vertrouwd was en gelukkig maar wie weet tref je daar niet veel soeps meer aan. Misschien klim je niet uit het dal maar val je nog iets dieper in een nieuw dal. Het is nog een hele speurtocht naar de volgende helling die je zal moeten beklimmen om de volgende piek te bereiken. Daarbij is het onmogelijk in te schatten hoe hoog je moet klimmen om de top te bereiken. En dan merk je soms nog niet eens dat je er bent aangekomen! En denk je dat je nog door moet klimmen maar eigenlijk ben je weer aan de afdaling begonnen en als je harder begint af te dalen kijk je achterom en denk je, shit! Ik was daar, op de top! Ik was gelukkig! Terug gaan gaat niet meer.

Ik heb het dal nu wel gezien. Ik was er niet doodongelukkig maar ik was er ook niet gelukkig. Het was groter dan ik dacht. En zo nu en dan zijn er dingen in het dal van de berg gerold die me geluk bezorgden. Ik heb alle hoeken en gaten ervan bekeken, alle stenen omgedraaid en de rommel zo goed als opgeruimd. Ik sta aan de voet van een nieuwe helling. Ik kan de top nog niet zien, die is nog gehuld in mist, geen idee hoe de klim wordt maar ik ben er klaar voor. En ik weet zeker, als ik boven ben, weet ik het en ga ik heel lang van het uitzicht genieten.

dinsdag 23 oktober 2012

Muzikale Bouquetreeks

In de tijd waarin je nog makkelijk de telefoon voor de koelkast aan kon zien en vice versa, waarin je nog een pionier was als je het hele scheppingsverhaal op je rug liet tatoeëren, waarin je nog op begrip kon rekenen als je hoogzwanger een borreltje meedronk en waarin je er van alle oorbellen maar eentje nodig had, werden er bergen liedjes gemaakt over verloren meisjes. Ik heb een Zwak voor die liedjes en ik heb dan ook een enorme collectie verlorenmeisjes&onmogelijkeliefdes-liedjes op mijn playlist staan. En als ik ervoor in de stemming ben, in een licht destructieve, zwaarmoedige, melancholische stemming, dan zoek ik ze op, die verloren meisjes.

Als kind heb ik veel tijd doorgebracht in de auto en de tuner(draai)knop van onze autoradio stond gewoon vaste prik op Hilversum 3, wij hadden de Veronica gids, mijn vader had zelfgemaakte foto's van het aangespoelde Veronica-schip in zijn portefeuille, wij waren kortom een Veronica gezin. En dus groeide ik op met de hits uit The Eighties. Spandau Ballet, Duran Duran, Fleetwood Mac, U2. Dit moment is me heel helder bijgebleven. Na één van deze liedjes vroeg ik mijn moeder eens: "Waar gaat dit liedje over?" Mijn moeder, die op dat moment haar hoofd onder een hoek van bijna 180 graden over de rugleuning van de stoel had gedraaid om te voorkomen dat ze al achteruitrijdend iets zou raken, antwoordde kort: "Over de liefde." En later, toen ze weer teruggedraaid was, voegde ze daaraan toe: "Alle liedjes gaan over de liefde". En het kan mijn romantische knobbel zijn maar ik wil graag geloven dat daar, op dat moment, mijn voorliefde is geboren voor:

Muzikale bouquetreeks.

Zo heb ik een grote voorliefde voor Toto. Een spoor van gebroken harten hebben de mannen achtergelaten. Ik hou van Africa, Hold the Line, Pamela, maar het liefste stap ik 's avonds in de auto, check in bij Skyradio in de hoop Rosanna te horen. Het was zo mooi, hij dacht altijd al dat het niks zou worden en nu heeft ie haar ook nog laten gaan. Alle spijt ten spijt....ze is weg, komt nooit meer terug en nu is hij er achter gekomen, had nevernooit gedacht dat haar verliezen zo veel pijn zou doen...

Waar ik echt geen genoeg van kan krijgen is Iggy Pop, Candy. Zij, dat prachtige meisje uit het Noorden gaf hem, die ruige, tikkie foute man, haar onvoorwaardelijke liefde, zij zette zijn hart in de fik. Maar het leven is gek, en hij moest haar verlaten, de bak in... Candy is aan de beurt. Ze is blij voor hem dat hij nu vrij is maar hij heeft een gat in haar hart gemaakt toen hij wegging. Ze doet net alsof het allemaal prima gaat met haar...maar ondertussen. De mannen die ze wel eens toelaat in haar leven spelen alleen maar spelletjes met haar maar ze heeft liefde nodig, geen spelletjes. Samen zingen ze, mijn hele leven achtervolg je me, ik kan je niet laten gaan. Geen idee hoe het afloopt uiteindelijk maar ik zie haar met gebogen hoofd naar een donker huis in een slechte buurt lopen, langs walmende metroputten en junks die om een brandend olievat staan als ze klaar is met haar klote-hongerloontje-serveerstersbaantje. Denkend aan hoe mooi het was en had kunnen zijn en zo gaat het nooit meer worden voor Candy.

En dan hebben we nog Kayleigh....hij heeft het goed verziekt bij haar. En hij heeft spijt, hij zou de tijd willen terugdraaien. Weet ze het dan niet meer, ze ontsnapten samen aan de collegezaal vroeg in de ochtend, ze holden waarschijnlijk lachend door de zon, dronken van verliefdheid. En oja, toen brak hij haar hart. En nu wil hij sorry zeggen maar ze neemt de telefoon niet eens meer op! Ze is bang en verschuilt zich achter haar nieuwe lief om haar hart op te laten lappen. Maar echte liefde, zoals zij die hadden? Nee, dat is voorbij voor Kayleigh, daar begint ze niet meer aan.

Of neem Mandy! Die heeft pas haar best gedaan! Ze heeft hem alles gegeven en ze hoefde er he-le-maal niets voor terug. Ze heeft zijn angsten weggekust en hem weer overeind geholpen. En wat deed hij? Hij stuurde haar weg! Waarom vertelt het verhaal niet maar het zal vast iets te maken hebben met zijn angst om zich te geven aan Mandy, om zich over te geven aan de liefde en zijn hart uit het harnas te halen en aan de frontlinie te leggen. Nu ziet ie overal om zich heen de herinnering aan de liefde die hij voor haar voelde, maar zoals altijd, het is te laat....en Mandy? Zij doet waarschijnlijk hetzelfde als Candy en heeft haar vermogen om onvoorwaardelijk lief te hebben, om haar eigen hart zonder terughoudendheid en twijfel te geven aan iemand verloren, of in elk geval ver weg gestopt.

Forever Autumn uit The War Of The Worlds, Go Your Own Way van Fleetwood Mac, de ode van Jimi aan zijn Mary, zijn lege bed...en de wind fluistert, huilt, schreeuwt haar naam.

En er zijn dagen, dat ik je vergeet....

zondag 2 september 2012

The stage

Wie ik ben is een vraag die me al sinds mijn tienerjaren bezighoudt. Nu die jaren reeds een aanzienlijk aantal lentes achter me liggen berust ik meestal in de wetenschap dat ik op die vraag nooit een sluitend, waterdicht en eensgezind antwoord zal vinden. Mijn persoontje blijkt aan hevige en minder hevige verandering onderhevig en daarnaast nopen veranderende omstandigheden in mijn leven mij ook met enige regelmaat mijn wereld- en zelfbeeld te herzien. Soms levert dat een simpele constatering op, het lampje boven (of soms in) mijn hoofd, een vinkje op de lijst, in het beste geval veer ik even op of sta even letterlijk stil om het heldere inzicht in te laten zinken, en soms kost dat vijf kilo lichaamsgewicht. Drie dingen weet ik zeker over mezelf:

1 Ik hou van taal. (Ik hou ervan, ik ben geen extremist, wel irritant gezelschap als je 'dan mij' zegt i.p.v. 'als ik'.)
2 Ik hou van geschiedenis. (Met name van oude stenen die heel veel weten maar niks kunnen zeggen en van alles wat te maken heeft met de Tweede Wereldoorlog. Zo maak ik vaak indruk door tijdens een potje triviant Hele Moeilijke Vragen te kunnen beantwoorden over dit onderwerp en kijk ik elk jaar vaste prik naar Saving Private Ryan en andere oorlogsdrama en docu.)
3 Ik hou van dansen. (Alles.)

Nu werd ik onlangs geboeid door een onverwachte combinatie van punt 1 en 3. Twee interesses die nauwelijks, nooit, elkaars pad kruisen. Waarschijnlijker is het dat er ooit breipatronen te pas komen aan ruimtevaarttechnologie. Nu kan het wel eens gebeuren dat er gedanst wordt op muziek die taalkundig ook erg boeiend is maar dat is toch wel het dichtste bij wat kruisen betreft. Maar wat mij trof was een uitspraak van jurylid Dan Karaty van danstalentenjachtoptv So You Think You Can Dance. Een uitspraak die je, als je niet net als ik emotioneel kan worden van mooie metaforen én het daarnaast ook nog eens op kan brengen om naar SYTYCD te kijken en ook nog naar Dan's bijdrage te luisteren, wellicht niet eens had gehoord en waar je al helemaal niet verder over nagedacht had. Behalve dan dat je misschien ergens onbewust in je hoofd "Tsssss" deed om de arrogantie van die kleine opgefokte standaard verveeld uitziende Amerikaan (-se homo, zou een minder tolerante kijker er misschien nog achteraan denken. Ik niet want ik weet dat hij keurig getrouwd is met een heel leuk meiske en dat ze ook al een heel leuk nieuw meiske hebben voortgebracht samen en tegenwoordig hoef je echt niet meer altijd maar te doen alsof je hetero bent terwijl je eigenlijk gewoon een hartstikke leuke homo bent en zelfs gezellig samen met Arie van de EO tegen je opa en oma van 94 kan gaan vertellen dat je dus homo bent en dat die dan gewoon zeggen als je maar gelukkig bent jongen, maar dat terzijde).

Enfin, er was een auditant aan de beurt, een jongen, leuke jongen, sixpackje, snelle babbel, bloesje open, één en al toonbeeld van potentie en tijgervel (zie vorige blog). Hij stelde zich voor aan de jury, zijn glinsterende rij tanden leek een eigen mediatraining gehad te hebben. En toen die minishow klaar was zei Dan tegen hem: "Allright Koen (altijd leuk als Dan melkboerenhondennamen uit moet spreken), the stage is yours!".

The Stage Is Yours. Is zo'n prachtige metafoor voor de vrijheid! En vrijheid is nogal een groot thema in mijn leven sinds ik een aantal jaren geprobeerd heb te vergeten dat ik een vrij mens ben. Dat is alles, het heeft verder niets te maken met punt 2. Dienaangaand heb ik nog nooit iets meegemaakt, ik hoop ook dat dat zo zal blijven en ook op gerechtelijke danwel niet gerechtelijke wijze ben ik nimmer van mijn fysieke vrijheid beroofd geweest. Maar toch.....wie onthoudt er nou echt dat the stage yours is? Ik niet in elk geval. Ik heb mezelf wel wijsgemaakt dat het zo is en dat het de kern van mijn bestaan is, maar ondertussen loop ik ook gewoon mijn dagelijkse rondjes in de tredmolen en stel ik me afhankelijk op van geld, sociaal leven, kinderen, schulden, gezondheid, huishouden, familie enz. Nu ik solo op zoek moet naar andere woonruimte fantaseer ik bijna dagelijks over een verhuizing naar de meest tegenovergestelde richting van mijn huidige woonplaats. Zuid of Noord, het maakt me niet zoveel uit maar het gevoel dat het kan is nogal overweldigend. Of als ik in een overmoedige bui ben, naar een exotisch oord, een huisje dicht bij het strand, kindjes die de hele dag in een afgeknipte spijkerbroek op blote voeten in de branding lachen en spelen. Dat laatste is trouwens wel door juridische beperkingen aan banden gelegd maar dat heeft weer alles te maken met ouderlijk gezag en de haalbaarheid van een bezoekregeling: Groningen is bezoekregelingstechnisch onpraktisch doch uitvoerbaar, Bonaire is onpraktisch en alleen uitvoerbaar indien in het bezit van een privé-concorde en die mag niet meer vliegen dus onhaalbaar. De advocaat legde het nogal omslachtig uit maar in de praktijk komt het erop neer dat ik sinds ik me heb laten bevruchten door de erkende vader van mijn kinderen altijd zijn toestemming nodig zal hebben om te gaan en staan waar ik wil of die van de rechter als hij dat niet wil. 

Maar the stage is yours, jeetje.... alles kan nog, in alle windrichtingen, je kan nog alles worden, nee heb je, ja kan je krijgen, als je maar wil kan je alles, alles eruit halen, live life to the max groots en meeslepend! Maar ik weet al hoe het zal lopen, ik blijf keurig in mijn huidige woonplaats. O, ik heb best een beetje gezworven toen ik nog kinderloos was, had een vaste portie verhuisdozen onder mijn bed en een weekendtas on the go in de gang, niet echt ergens geworteld, geen plek waar ik hoe dan ook naartoe moest worden vervoerd als de dag kwam dat mijn laatste rustplaats moest worden uitgezocht. Ik hoop dat mijn nabestaanden mij tegen die tijd naar het crematorium laten overbrengen en mijn overblijfselen in de zee storten, zoiets, geen vaste plek alsjeblieft. Maar ja, nu mijn kinderen overduidelijk wel wortel geschoten hebben, en ik dat kleine, nog prille worteltje niet los wil trekken, althans niet teveel, voel ik mij verantwoordelijk om ze de verworvenheid om geblinddoekt naar het winkelcentrum te kunnen fietsen niet te ontnemen. Dat, en het feit dat ik mijn vrienden en familie zo bar slecht lang kan missen houden me op mijn plek. Evengoed fantaseer, dagdroom en mijmer ik met volle overgave nog steeds over de mogelijkheden van een ongebonden en onafhankelijk bestaan ergens in de zon. Of op verschillende plekken zodat ik, zoals Isabella Rosselini in Death Becomes Her, de lente achterna kan blijven reizen. Dat ik nog eens een wijze blik zal krijgen van een Tibetaanse monnik, in het echt en niet op Discovery Channel. Dat ik nog eens het stratenplan van New York leer kennen als mijn broekzak. Dat ik nog eens mijn hand op de Chinese muur kan leggen en daarna doorreis om ergens in Australië aan de kust te werken teneinde mijn duikbrevet wat ik ga halen in het Great Barrier Reef te bekostigen. Dat ik nog eens ergens in een woestijn kan overnachten bij een Bedoeienstam. En dat ik dan onderweg allemaal interessante mensen ontmoet die me meenemen naar broeierige salsacafe's in de straten van Cuba of me rondleiden in een kernonderzeeër buiten de rondleidingentijden. Waardoor ik weer op een feestje beland waar Richard Branson ook is die dan tijd zou hebben om me uit te leggen waar nou zijn succes door komt en hoe hij zo tomeloos enthousiast allemaal nieuwe dingen blijft proberen. 

Zou het....ooit? Of misschien blijft het bij dromen, dat zou ook niet zo heel erg zijn. Maar die of maakt het zo leuk om elke dag te denken, the stage is mine!

zondag 29 april 2012

Tijgervel

Wat ik nu allemaal ga beweren heb ik op geen enkele wijze onderzocht danwel nageslagen in wetenschappelijke werken van mensen die dat wel hebben gedaan. Alles is louter en alleen gebaseerd op mijn eigen ervaringen, overpeinzingen en die van anderen die mij ter ore zijn gekomen, iets wat nogal eens gebeurd daar ik een mevrouw ben en mevrouwen houden elkaar nu eenmaal graag en nauwgezet op de hoogte van gevoelskwesties en praten slechts zelden met elkaar over de Eredivisie, bier of auto's. Wat ze wel gemeen hebben met mannen is dat ze ook graag over (andere) vrouwen praten. Maar dit terzijde.

Sinds ik een gescheiden mevrouw ben is de verantwoordelijkheid voor de kost van mijzelf en met name dat van mijn kroost wat zwaarder gaan wegen. Uiteraard was ik voorheen ook mede-verantwoordelijk voor de huishoudpot en vervulde ik die taak ook niet onverdienstelijk maar de last is qua gevoel wat zwaarder geworden. Nu heb ik het geluk dat mijn kinderen nog blij zijn met een volle tas van de H&M, zolang ik de kriebellabeltjes er maar uitknip en ze ermee op de fiets kunnen en in de zandbak, en ze nog niet zeuren om broeken van merken die ik voor mezelf nog niet eens betaalbaar acht. En, begrijp me niet verkeerd, ik neem de handschoen graag op. Ik heb een vak geleerd, niet stilgezeten sinds de eerste weeën (let op: iets wat ook de moeders die geen betaald werk buiten de deur doen niet doen!) en stel ook nog prijs op enige ontwikkeling buiten die van mijn kinderen om. Toch blijft de vrouw als kostwinner een uitzonderlijke situatie. Een veelbesproken onderwerp. Politici die graag even voor de camera willen struikelen over elkaar heen om positieve discriminatie en vrouwenemancipatie ter sprake te brengen. Met allerhande guitige ideetjes en lieve woordjes om de vrouw, de moeder, in beweging te krijgen en wel richting het werk, meer werk, de top! Maar waar zitten nu toch die ietwat negatieve gevoelens van jezelf, werkgevers, collega's, echtgenoten, opa's en oma's, buren en, de ergste, je mede-moeders ten opzichte van de werkende vrouw? En dan met name de vrouw die ook nog eens hard werkt, carrière gericht is, een dik salaris mee naar huis neemt en, zonde nummer zoveel, een werkster inhuurt voor het huishouden?

Al die andere mensen die zich achter hun oren krabben over jouw ambities laat ik even ongemoeid. Wat mij bezighoudt is toch dat eeuwige schuldgevoel wat we zelf hebben. Het zou kunnen liggen aan het feit dat we toch stiekem een beetje beïnvloed worden door al die meningen maar ik denk dat het ook in ons eigen bloed zit. Onlangs bekende een, eveneens alleenstaande, moeder/vriendin aan mij een onverwachte ergernis die zij bij zichzelf bespeurde. Zij staat haar mannetje prima als single mom en is over het algemeen heel prettig gezelschap, vrolijk gestemd en altijd in voor en uitje. Alleen heeft zij, zoals iedereen, ook wel eens een aai over haar bol nodig en daarvoor is er iemand in haar leven. Iemand waaraan ze niet haar identiteit ontleent, niet haar inkomen, niet haar (sociale) leven. Iemand die weleens een soepje voor haar opwarmt, een kop koffie met haar drinkt, een volwassen gesprek met haar voert en die haar dus weleens een aai geeft, zullen we maar netjes zeggen. Kortom, zij heeft een prima leven, hij heeft een prima leven, geenszins afhankelijk van elkaar, niet op sociaal vlak en zeker niet in economisch opzicht, en toch, tóch ging ze hem anders bekijken toen hij zijn baan kwijtraakte. Ze moest tot haar grote spijt toegeven dat ze een beetje op hem afknapte. Ik vraag me af: is dat een hang naar status of is dit een evolutionair overblijfsel? Een vergeten of hardnekkig gen? Net zoals het nog steeds hebben van okselhaar terwijl dat helemaal niet meer nodig is?

Willen we toch nog steeds het liefste in de grot zitten om ons over het kroost te ontfermen terwijl een ruige, potige man onze dagelijkse portie wild afschiet met één pijl en de grot insleept? Wellicht. Stel dat je zou proberen dat te vertalen naar deze tijd. Je bent elkaar tegengekomen in het wild, achter een boom, misschien bij een avondje trommelen en dansen, hebben samen een leuke grot uitgezocht in een fijne rotswand waar nog meer gelijkgestemde jonge gezinnetjes wonen. De grot hebben jullie samen een beetje gezellig gemaakt, een paar grote boomstronken naar binnen gesleept, lekker berenvel (misschien ligt er in de grot verderop een tijgervel want die leuke buurman durft veel meer....), knus vuurplaatsje aangelegd en man gaat een paar keer per week op jacht. Als hij een leuk hertje weet te schieten kan hij een paar dagen bij de grot blijven, beetje werken aan zijn speerpunten en een paar fijne kookpotjes voor je smeden. Ondertussen houd jij je bezig met de vraag of je nu beter eikenblad dan kastanjeblad kan gebruiken om het licht leuk te filteren en in welke kleur de muurschildering van jullie samen het beste tot zijn recht komt. Het is leuk, gezellig ook op dat berenvel, jullie praten samen over de eikenbladeren en hij deelt leuke weetjes over het schieten van damherten terwijl ze bronstig zijn. Al snel komen er kindertjes en om al die monden te voeden moet hij nu dagelijks op jacht. Hij gaat met een groep en al snel komt hij laat thuis en jullie praten niet meer over de jacht en de aankleding van de grot. Jij bent ongelukkig want je ziet de hele dag niemand behalve dat jankende kroost en je wilt ook wel weer eens de velden op, het woud in, de wind door je haren. Je hoeft geen everzwijn maar een haasje of fazant is haalbaar. En dus spreek je af dat jij voortaan twee dagen in de week ook op jacht gaat. Iemand anders, een familielid waarschijnlijk, een buurvrouw misschien, vangt de kinderen op op deze dagen waarop jullie tegelijk vroeg van huis moeten omdat de prooi zich nog op goed bereikbare plaatsen bevind zo vlak na de nacht. Maar speer, pijl en boog van hem overnemen zal niet snel gebeuren. Je houdt het op de haasjes en de fazanten. Zou je toch met dat everzwijn thuiskomen dan is hoongelach en oneer je man's deel.

Heel misschien zijn we toch op zoek naar die man die dat tijgervel heeft weten binnen te halen, of in elk geval de suggestie wekt dat hij het zou kunnen! Door een mooiere jachtuitrusting of door alleen zijn voorkomen. Kortom, is een (onbewust?) deel van ons vrouwen niet toch gewoon op zoek naar bescherming en worstelen we niet immer met de vraag of we die haas moeten schieten of toch dat zwijntje wat er perfect voor zit? Of misschien toch ons lot in de handen van die stoere jager leggen...?

maandag 19 maart 2012

Scheiden doet mijden

In het afgelopen half jaar waarin ik onofficieel gescheiden was heb ik en passant een stoomcursus don't ask don't tell genoten. Binnenkort is alles officieel en ik acht mezelf dan ook klaargestoomd voor het leven als gevallen vrouw.

In den beginne toen ik nog naief en bevrijd de wereld tegemoet trad dacht ik dat het best een 'go' was om tegen wie dan ook open en eerlijk te vertellen dat ik aan het scheiden was. I'm an open book, zoals de Engelsen mooi zeggen. Strategisch inzicht is iets wat sowieso -helaas- niet in mijn genenpakket zit, dus een gesprek sturen of manipuleren is iets wat ik totaal onmachtig ben. Bovendien was de weg naar deze zware en moeilijke beslissing lang en zwaar en dus voelde het voor een week of twee alsof ik de eindstreep bereikt had. En dat wilde ik delen met de wereld, wie die wereld op dat moment dan ook was die de pech had mijn gesprekspartner te zijn. Natuurlijk, toen het adrenalinepeil gezakt was, bleek het tegendeel waar en lag er nog een lange etappe voor me. En intussen heb ik me erbij neergelegd dat de race waarschijnlijk nooit uitgelopen zal worden. Maar dat is een ander onderwerp.

Al vrij snel bemerkte ik dat het S-woord een suikerklontje in de cola is. En dus vermijd ik sindsdien zoveel mogelijk het onderwerp in gesprekken die er niet noodzakelijkerwijs over gaan. Dit geldt overigens niet voor de lieve vrienden en familie die uiteraard wel geïnteresseerd zijn in mijn welzijn en niet in mijn uiterlijke fysieke kenmerken. Zij horen nog bijna dagelijks mijn geweeklaag aan. Waarvoor ik hen onmetelijk dankbaar ben. Ter relativering hoor ik dan ook net zo lief hun verhalen over verkoudheidjes, gebroken hakken, vakantiestress, overgewicht of onwillige eega's aan.

Maar dan zijn er de mensen die ik in het wild tegenkom. En met in het wild bedoel ik in de kroeg/op feestjes of welke aangelegenheid dan ook waar volop vreemden in het wild voorkomen. Zo is er de netwerkbijeenkomst. Ik bezoek ze graag. Ten eerste om er mensen te ontmoeten van wie ik direct een nieuwe opdracht krijg of die mijn eigen netwerk vergroten. Zie daar ook meteen de basisbeginselen van een netwerkbijeenkomst. Ten tweede, ik ben een éénpitter zoals men weleens lovend spreekt over het eenmansbedrijf. Sommige creatieve mensen verzamelen zich in hippe oude koffiefabriekspanden met hun macbook en iPhone en gaan daar dan heerlijk in dat creatieve broeinest inspiratie op zitten doen. Maar omdat ik er nou toch voor had gekozen om geen overbodige kosten en files te maken blijf ik liever alleen thuis. En dat is prettig maar ook eenzaam. Weinig feedback werktechnisch maar ook die nieuwe film en de de afgang van Rutger Castricum bij DWDD blijven onbesproken. En ook die dingen gebeuren -oja!- op een netwerkbijeenkomst! Ik probeer me te beperken tot dit aanbod aan gespreksonderwerpen maar, gunst, ik ben een vrouw, en immer wil men weten of ik 'mezelf moet onderhouden met deze werkzaamheden'. En hoewel ik dat ook al deed tijdens mijn geringde leven, betekent een bevestigend antwoord hierop en ook op de vervolgvraag of ik kinderen heb, ploep! een suikerklontje!

Dan hebben we het feestje. Kan bij iemand thuis zijn maar een enkele vermogende vriend/vriendin/familielid huurt de kroeg af en laat een groot bord met 'besloten feest' op de deur plakken, et voila, het is feest! Hoewel er onder mijn generatiegenoten massa's vrouwen alleen op feestjes verschijnen, want manlief 'is niet zo'n type voor verjaardagen' of 'de oppas had geen tijd', lijkt er op mijn hoofd een knipperend bord te prijken. Wat het precies zegt weet ik nog niet maar de enkele ziel die het nog aandurft met mij in gesprek te gaan maakt zich ten alle tijde snel en discreet uit de voeten als ik, door de loop van het gesprek gedwongen, vertel dat ik, en let op, ik druk me al verzachtend uit, weer vrijgezel ben óf niet meer getrouwd. Vaak zijn de kinderen dan al ter sprake geweest dus het heeft weinig zin me dan nog voor te doen als de vrije blije ongebonden meid. Die kinderen liggen toch een beetje op het puntje van mijn tong. Daarbij moet ik me óók altijd nader verklaren voor het feit dat ik alleen rondhobbel op Het Feest. En als ík het niet doe, dan doet iemand anders het wel voor me door ze te berde te brengen in het gesprek. Op feestjes sta ik nu eenmaal vaker in groepjes te converseren. Die stille hoekjes en één op één gesprekken vinden meestal plaats op een tijdstip ver na dat ik de oppas heb afgelost.

Voorts begeef ik mij niet anders dan tijdens mijn gehuwde leven nog wel eens in het uitgaansleven. Ik voelde mij altijd als een vis in het water op de dansvloer en doe dat nog steeds. Maar raak ik in gesprek aan de bar terwijl ik toevallig ook al 10 minuten de aandacht van de barman probeer te trekken, of bij de terrasheater die tegenwoordig bij elke uitspanning naast de breedgeschouderde portier te vinden is teneinde het rokende publiek (waartoe ik zelf nog steeds hardnekkig behoor) tegemoet te komen, word ik vaak gevraagd naar mijn tattoo. Dertien dagen na de breuk heb ik namelijk een vlinder op mijn onderarm laten tatoeëren. Om een nieuw begin te markeren en ook om nooit meer te vergeten dat ik vrij ben. Letterlijk en figuurlijk. En zoals het een open boek betaamt ben ik daar dan eerlijk over. En dan heb ik de hele terrasheater, met een personal bodyguard ernaast, geheel en al voor mezelf alleen binnen no-time!

Die vlinder, daarover zal ik eerlijk blijven, omdat het belangrijk voor me is, maar ook omdat ik geen andere dan een infantiele reden zou kunnen bedenken om een vlinder in je arm te laten inkten. Dan begeef ik me op het terrein van alle meisjes of erger, vrouwen, die een dolfijn op hun enkel hebben of een tribal op de onderrug, met excuses aan een ieder die ik nu beledig.

Hoewel ik nog helemaal niet zit te wachten op volwassen mannelijk gezelschap tijdens een jankfilm, een gezamenlijke rekening of iemand die zijn scheet-onder-de-dekens trots aan me laat ruiken, hoop ik toch ooit weer iets van de liefde mee te pikken. Tot die tijd ga ik mijn gespreksskills maar eens overdenken en bijschaven. En heel veel stratego en wordfeud spelen om mijn woordwaardes en zetten van tevoren te leren overzien.

woensdag 29 februari 2012

Verse vis

In mijn vroege puberteit had ik een tijdje een vissen-houdt-hobby. Ze waren goedkoop en dus lag een huisdier binnen het bereik van mijn zakgeld. Het was wel even investeren in een kom en een zak stenen maar de vissen zelf, en een paar waterplanten waren haalbaar met mijn weektoelage en een onder mijn bed gevonden kwartje.

Dat ging dan als volgt; ik fietste naar de dierenwinkel, kocht een zak met één of twee vissen. De kom stond klaar, slechts kraanwater toevoegen was alles wat nog moest gebeuren. Als de vissen en ik de hachelijke terugreis al slingerend en uitwijkend voor claxonerende automobilisten hadden overleefd maakte in de zak open en goot mijn nieuwe aanwinsten zonder wennen in de kom. En dat was dan dat. Ze kregen een paar keer per week gekleurde snippers uit een geel potje die je volgens mij ook met een gerust hart aan je tropische vissen, guppies, snoeken, koi-karpers of huistonijn kon geven en één keer in de week vistte ik de bewoners eruit om het kommetje met een sopje te poetsen, liet het vollopen met schoon water, spoelde de stenen en de planten af, visjes er weer in, en hop, dat was de liefdevolle verzorging die mijn huisdieren van mij konden verwachten én waardeerden, dat wist ik want meestal leefden ze nog lang en gelukkig.

Natuurlijk dreef er wel 's eentje op zijn kop aan de oppervlakte maar die ging naar de vissenhemel door het riool en werd vervangen door een nieuw exemplaar, of als het bijna vakantie was, niet.

Vandaag ging ik met de twee jonge Van Dalen's ook twee vissen kopen. De nieuwe biotoop hadden we gekregen van een vriendin van oma die haar aquarium had geupgrade en aldus met leegstand zat. Het is een mooie bak, hoog en vierkant, met een lampje, een pomp en een deksel erop. Past alleen niet onder de kraan en is hoger dan mijn arm lang is. Het schoonmaken is dus een hele toer. Maar ik waagde me eraan. Toen de bak schoon was en ik de wateroverlast in de keuken weer had overmeesterd togen we naar het tuincentrum waar ik ze beiden een vis liet uitzoeken. De keuze was snel gemaakt en de uitverkoren vissen lieten zich gedwee vangen en in een zak gieten. De bolle zak heeft lang liggen wachten. We moeten plantjes. Allereerst moet ik een nauwkeurige beschrijving geven van ons aquarium aan de vissen-meneer. Algauw kom ik erachter dat er niet te licht gedacht moet worden over het houden en onderhouden van twee goudvissen van €1,99 per stuk. Er moeten minimaal twee zuurstofplanten in. Ik word naar de desbetreffende bak gebracht. Ik kies er twee, een gemengd potje en nog iets met lange, dansende bladeren. De ene mag mét pot in de bak, de andere zonder, want die moet wortel schieten. Daarna gaan we naar het vissenvoerschap. Ik krijg een potje in mijn handen gedrukt wat speciaal goudvissenvoer bevat. Voeder-instructies krijg ik ook: om de dag voeren, vijf minuten laten eten, daarna overtollig eten uit de bak schepnetten. Voorts krijg ik een flesje waarvan ik 5ml op 10ml water moet toevoegen om de vissen een betere speklaag te geven en dit wondermiddel zuivert ons kennelijk schadelijke kraanwater ook nog van zware metalen en chloor. Stenen. Ik wil een zak met gemengde kleuren. Maar nee, alle kleuren zijn tegenwoordig gescheiden verpakt. Blijkbaar is het niet meer esthetisch verantwoord om je vissen in een multi-gekleurde omgeving rond te laten zwemmen. Maar ik moet eerst een basis. Ik moet met mijn handen aangeven hoe groot de bodem ongeveer is en krijg op basis daarvan een zak met basis-stenen aangereikt die zwaarder is dan mijn weekendboodschappen. Ik schud de man af om zelf nog even een blik te werpen in het deco-vak. Maar hij wijkt niet voor hij me trots heeft laten zien hoe zij (hijzelf?) enkele aquaria hebben ingericht met de basis-bodembedekking en dat hebben afgewerkt met kleine poeltjes van gekleurde glasstenen. We nemen ook twee zakken blauwe glasstenen. En een gezonken onderzeeër evenals een paarse plastic waterplant om nog enige rebellie aan onze hedendaagse vissenkom toe te voegen.

We krijgen alles levend en heel thuis. Ik open de zak basisstenen en kiep de helft in de bak. Daarna gooi ik er drie emmers kraanwater in en voor de zekerheid, twee doppen van het ontgiftingsmiddel. Nu hebben we een grote, hoge, glazen, onverplaatsbare bak die tot de rand gevuld is met wit water. Ik lees op de halflege zak: spoel de stenen goed af voor het eerste gebruik. Er komt een sms binnen, mijn moeder stuurt: vergeet niet je steentjes eerst even af te spoelen. Ik laat de hoop varen dat het water over een uurtje wel weer helder is en begin de handelingen met de emmers in omgekeerde volgorde te herhalen. Als hij bijna leeg is sta ik voor de vraag, hoe spoel ik de zand-formaat steentjes af? Ik pak de beslagkom uit de la en zie de zeef liggen. Ik haal de meeste steentjes eruit en spoel ze in etappes langdurig af onder de hete kraan. De restjes in het aquarium laat ik in de gootsteen lopen en duw ik door de afvoer. Opnieuw maak ik de bak schoon. Schone stenen erin, klein beetje water, en we doorstaan de stenentest, het water blijft helder. Ik pak de plantjes uit de zak en kan met de beste wil van de wereld niet meer terughalen welke nu met en welke zonder pot in de bodem mocht. Ik zet ze beiden voor het gemak dus maar met pot en al in de grond. Maar als ik halverwege ben met water toevoegen zijn ze allebei weer uit de grond en zweven rustig en behoedzaam met pot door het water. Ik herinner me de sticker uit mijn natuurkundelokaal van vroeger; eerst water, de rest komt later en vul vervolgens doodgemoedereerd verder, hetzij in een rustiger tempo, met een klein kannetje. Interesse van de Van Dalentjes is inmiddels verdwenen en in zijn geheel verplaatst naar de televisie. Met een lange pollepel duw ik de planten weer op hun plek, ik laat de onderzeeër afzinken en knip de vissenzak open, ik giet ze in hun nieuwe onderkomen en ze zwemmen er meteen vrolijk (of bang, nerveus en onzeker?) op los. Als ik de zak bij het plastic afval stop lees ik nog de instructies voor tewaterlating; 30 minuten met zak en al in het aquarium hangen, daarna de zak openmaken en water erin laten stromen, daarna de zak verwijderen om de vissen te laten wennen aan het water.

Ik schuif, duw en trek nog een beetje aan de bak zodat mijn Boedha-beeld er weer naast kan staan, plug een stekkerblok in voor alle elektronica, lampje aan, en tadaa, zie daar, een heus aquarium is geboren! Blub-Blub en Blub lijken het prima naar hun zin te hebben en de poes is op pad. Nu nog even de vaatwasser aanzetten om alle gebruikte huisraad weer van de vislucht te ontdoen, stofzuigen en dweilen en het is alsof het nooit anders geweest is!


maandag 27 februari 2012

Voorjaarsvakantie


Morgen is de laatste schooldag voor mijn oudste zoon. Daarna hebben hij en de juf een week vakantie op de agenda staan. Die vakantie heet voorjaarsvakantie en ik vraag me al jaren af waarom. Toen ik zelf nog profiteerde van een week teren op mijn moeders tijd uiteraard niet maar nu ik de moeder ben wel. Het is namelijk helemaal nog geen voorjaar. Omdat alles buiten nog kaal, koud, dor en nat is. Omdat de hele buurt voor de derde keer dit seizoen op wíntersport gaat en omdat het nu eenmaal nog geen voorjaar is, kalendertechnisch. Misschien ergens halverwege wordt het wel metereologisch gezien voorjaar maar ik associeer toch graag met bermen vol narcissen, lammetjes langs de dijk, een cv-ketel die zo nu en dan ook in ruste is omdat hij niet meer continu het huis of mijn bevroren lijf hoeft te verwarmen en een zon die iets hoger staat dan net boven mijn dashboard.

Wat gaan we doen? Ik verkeer in de luxe-positie dat ik als zelfstandige vanuit huis werk  en dus niet alsnog 3 dagen vroeg uit de veren hoef om iedereen om 7 uur in de auto te hebben en af hoef te leveren op de vakantie-BSO. Aldus pas ik me gewillig en makkelijk aan aan het tijdelijk verlengde weekend-ritme en spring niet onmiddellijk in de douche terwijl mijn hoofd nog aan het snoozen is maar strompel rustig de trap af richting koffiezetter en krant in mijn Little Pony pyjama. Want vakantie of geen vakantie ,mijn kinderen hebben nog de leeftijd en bijbehorende mentalitieit om ook buiten kantooruren op onchristelijke tijden naast hun bedjes te staan en mijn aandacht en dienstverlening op te eisen.  Dan lummelen we wat rond tot we echt beginnen te stinken en dan gaan we onszelf toch maar toonbaar maken. De eerste één à twee dagen kan ik dan nog wel stilletjes achter mijn computer kruipen met mijn vierde bak slappe koffie  terwijl ze spelen of tv kijken. Maar vanaf dag drie moet ik toch echt verantwoording af gaan leggen over hoe ik de rest van de vakantie had gedacht door te gaan brengen, ofwel, hoeveel en welke indoor-speeltuinen, pretparken, dierentuinen en/of bioscopen ik ingepland had en uiteraard, gaan we zo weg?

Nu vind ik het ook best wel leuk en voelt het bijna als een Calvinistische verplichting om mijn kinderen in elk geval een voor de vakantieduur redelijk aantal dagen te entertainen en dus struin ik op internet sites als uitjesmetkinderen, vakantieuitstapjes en dagjeweg af, blader ik door het bonnenboekje van het WNF, vraag links en rechts om me heen naar plannen om na te apen en probeer ik zelf nog wat originele ideeen te bedenken. Maar uiteindelijk komt het meestal toch wel weer neer op de dichtstbijzijnde indoor-schreeuw-fristi-beduimeldeleesmappen-hal met grote netten, veel ballen, een duizelingwekkende glijbaan en een te vol springkussen, en vol met papa’s met mama’s of papa’s of mama’s van allerhande pluimage. Friet en een ijsje toe en dan zijn ze eigenlijk gewoon wel weer blij. Het liefst nog ernaartoe op een railrunner met de dubbeldekker van de NS en dan kan de dag helemaal niet meer stuk. Dat hoort dan ook wel weer bij die leeftijdsmentaliteit…en bij de mijne blijkbaar want zelf ben ik natuurlijk van de pré-patat-generatie, de verwende, getroubleerde, zoekende dertiger. En dat wordt tijdens zo’n vakantie maar weer eens pijnlijk bevestigd.

Hoe deden onze moeders dat vroeger en nog prangender, onze oma’s? Veegden ze gewoon ’s morgens, weer of geen weer, al het kroost naar buiten in de oude plunje en vervolgden zij gestoken in gesteven schort hun dagritme van stoofvlees op het petroleumstel zetten, matten kloppen, bedden luchten en alle andere huishoudelijke activiteiten die al naar gelang de dag van de week op het programma stonden? Ik herinner me zelf niet zo gek veel uit die basisschooltijd. Er werden ook wel uitstapjes gemaakt maar dat was geen regel, wel een feest. Verder moesten wij onszelf toch wel zo goed en zo kwaad als dat ging vermaken. TV was er wel maar zeker niet de hele dag en het aanbod had geen 50 verschillende zendernummers. Ik hing bijvoorbeeld graag ondersteboven op de bank. Benen over de leuning en hoofd van de zitting, en dan een beetje met mijn haren over de grond zwiepen. Net zo lang tot mijn moeder vond dat mijn omgekeerde bloedsomloop zorgelijke uiterlijke kenmerken begon te veroorzaken en ik weer, aangenaam duizelig, min of meer rechtop ging zitten op de bank en daar een uurtje dagdroomde over welk een fantastisch fotomodel ik zou zijn als mijn ouders dat eindelijk ook eens in gingen zien. Of ik las een vrouwenblad van mijn moeder en probeerde me voor te stellen dat ik ook ooit waarde zou hechten aan een dure handtas en wat ik daar dan in zou moeten stoppen. Zo kon ik de dagen doorbrengen. Misschien had ik die tijd beter kunnen benutten door alvast na te denken over hoe ik echt mijn volwassen leven zou gaan inrichten, en wat ik dan vervolgens met die bloedjes van toen nog imaginaire kinderen zou gaan doen tijdens de vakantie!