vrijdag 31 maart 2017

Tussen tafellaken en servet

Toen ik een jaar of 12 was en niet meer bij de kleine kinderen hoorde maar nog te klein was voor de grote, verzuchtte mijn moeder met enige regelmaat dat haar moeder altijd zei: "je zit tussen tafellaken en servet". Omdat de oma's, die van mij niet uitgezonderd, van mijn generatie nu eenmaal graag tegeltjeswijsheden rondstrooiden alsof het snoepjes waren, vlogen dit soort uitspraken mij te pas en te onpas om mijn jeugdige oren.

Vorige week drong deze wijsheid zich echter ineens wederom aan mij op. Ik was uit met een vriendin. Op zich niks bijzonders, met dat verschil dat het enige tijd geleden al ingepland was, ik oppas moest regelen en om te voorkomen dat ik om 22.30 op de bank lag te slapen spraken we wat eerder op de avond af. In het pre-kinderen-fulltime-werk-tijdperk begon het leven op zaterdagavond tegen middernacht en hield ergens op als de zon opkwam en zondag ontbeet ik aan het eind van de middag -met een warme prak. Dan was het toch wel tijd om op te staan. Dat vond ik zelf overigens meestal niet. Menig bordje rode kool met draadjesvlees en gekookte aardappels heb ik weggewerkt op een nuchtere maag, het stempel van de discotheek waar ik die nacht geweest was nog scherp op mijn hand.

Maar vorige week dus. Op een bepaald punt in het leven ga je ineens van die 'for old time sakes' sentimenten ontwikkelen. Ik ook. Zie ik ergens op tv de Snorkels voorbij snorkelen dan blijf ik hangen. Ik kan de tune nog meezingen, en dat doe ik dan dus ook. Te kinderachtig maar ik kan mezelf niet helpen. Dus kwam het zo dat vriendin en ik afspraken in een tent die helemaal hip & happening is maar waar vroeger die discotheek gehuisvest was waar ik dus bijna elke zaterdagnacht te vinden was. Ik parkeerde mijn auto in een parkeergarage waar ik, eenmaal buiten, nog eens goed naar de voorgevel keek en me bijna hardop afvroeg of daar vroeger niet die grote strandbal van de Baja Beachclub uit de muur stak? Geen spoor meer van te bekennen in elk geval. Monter steek ik in een veel te dun jasje het Weena over en meld me bij de deur van de bewuste (nieuwe) discotheek (ik wist de weg nog!) waar ook een café-gedeelte is en waar we dus eerst even wat willen eten en bijpraten. Want bijpraten deed je in mijn tijd niet op de dansvloer. Misschien een kort moment op de plee met je panty op je knieën onder het schotje door en daarna bij de wasbak, maar dat was dan ook wel dat. Helaas kan ik niet terecht, de hele club is hermetisch afgesloten voor een concert van Bløf, ik hoor de klanken van de Zeeuwse mannen dan ook ruimschoots naar buiten stromen. Om 00.00 uur zijn we weer welkom. Vriendin weet raad en verwijst me door naar een andere stek waar we de borrel kunnen houden. Ik loop het Groot Handelsgebouw in en de student-nachtportier spreekt me aan. "Je komt zeker voor The Suïcide Club?" Even flitst het door m'n hoofd of ik dat als een compliment moet beschouwen of is dit de constatering van een jongmens die mij beziet en meteen doorheeft dat daar weer zo'n oudere jongere op de hippe toer is... Ik bedenk er maar geen antwoord op en ga met zijn instructies op zoek naar de ingang van The Suïcide Club. Ik vraag me ondertussen af wat iemand bezielt om zijn club zo te noemen. Gaan de deuren straks op slot en komt er net als in de film Blade bloed uit de sprinklerinstallatie?

De ingang vinden blijkt geen eenvoudige klus. Die is, zoals het een hippe plek betaamt, goed verstopt. Als ik het gevonden heb tref ik eerst een pinnige doch beeldschone garderobedame die me vraagt of ik gereserveerd heb. Op mijn ontkenning deelt ze me ongeïnteresseerd mee dat ik "wel kan gaan maar dat het heel druk is en ik alleen maar kan staan". "Best", zeg ik. Na nog een discussie of ik al dan niet mijn jas aan haar afsta (niet) mag ik de goederenlift in. Acht knoppen zonder toelichting. Ik roep vanuit de lift waar ik naar toe moet en de jassenhoedster roept alleen maar "acht!" terug. De lift tuft naar boven. Daar gaan de deuren aan de andere kant open en ik kan me nog net omdraaien om niet compleet voor lul te staan tegenover de eventueel wachtende mensen aan de andere kant. Ik stap uit de lift en sta in de keuken. Een keuken die niet onderdoet voor de keukens die je kent uit een gemiddelde BBC kookwedstrijd onder leiding van Gordon Ramsey. Koks en hulpjes zweven voorbij met zeven borden tegelijk en ik sta even stil, ervan overtuigd dat de lift een fout heeft gemaakt en me er per ongeluk achter de schermen heeft uitgegooid. Maar een vriendelijke dame in uniform houdt even stil en wijst me de weg. All part of the show. Ik baan me een weg tussen de roestvrijstalen werkbladen door en kom uit in een schaars verlichte ruimte met als middelpunt een bar van de grond tot aan het plafond, die is opgetrokken uit staal en glas. Daaromheen zijn zitjes ingericht met spullen die eruit zien alsof ze van de kringloopwinkel komen maar waarvan je weet dat het tegenovergestelde het geval is. Zoals Dolly Parton ooit zei: "It took an awful lot of money to look this cheap". Zo is het ook met de inrichting van The Suïcide Club. Met de drukte valt het gelukkig mee en ik neem plaats aan de bar. De barman is een hipster van het zuiverste soort. Met baard, gebarbiert haar, dat zie je zo, en een tatoeage van een ananas op zijn bovenarm. Hij is gekleed in een tuinbroek. Hij ziet eruit alsof het volkomen logisch en buitengewoon sexy is dat mannen die geen volkstuin onderhouden/een uitkering hebben/vrienden zijn met Hans Spekman van de PvdA een tuinbroek dragen. Hij maakt cocktails. Nonchalant. Natuurlijk. Ik zit een tijdje onopgemerkt aan de bar te verzinnen of ik met goed fatsoen een doodgewoon wit wijntje kan bestellen en ondertussen bekijk ik natuurlijk de andere gasten. Ik ben in goed gezelschap, ik haal opgelucht adem dat ik nog in de doelgroep pas. Hoewel hier en daar aan de gemiddelde leeftijd wordt gemorreld. Vriendin arriveert, we kiezen een zitje en hebben een fantastisch uitzicht over de stad. We bestellen op goed geluk een cocktail van de hippe kaart bij een andere hippe vogel ("goede keuze") en met dezelfde lukraakinstelling ook nog wat te eten. De cocktails zijn heerlijk evenals de oesters, de gestoomde aubergine dumplings en de rauwe tonijn met weet-ik-veel-mayo. De DJ draait heerlijke muziek en de verlichting is lief voor ons. Als ik naar het toilet ga zie ik voor het eerst in 37 jaar hoe ik er uitzie als ik een plas doe want alles, behalve de wc pot en de borstel, is van spiegel. Ik zie mezelf in Droste-effect met mijn panty op mijn knieën en kan het niet nalaten om een foto te maken van deze ervaring.

Na twaalven zetten we koers naar de discotheek en sluiten aan in de rij (!). We weten nog hoe het moet maar ik zie de geesten van vroeger rondwaren over de vides boven de dansvloer. De verdwenen muurschilderingen dansen voor mijn ogen en de muziek staat te zacht. De jeugd van tegenwoordig is zuinig. Die liggen niet meer met een fluittoon van hier tot Tokyo in hun oren in bed straks. De muziek is eighties tot nu maar om me heen zie ik mensen dansen op muziek die ze niet kennen, met samples waar ze niet van weten, van muzikanten die al dood waren voor hun geboorte. Vriendin en ik dansen, we hebben het heerlijk, het is goed. Maar als ik bij de toiletjuf een stempel op mijn hand laat drukken denk ik aan mijn moeder. En ik vraag me af wat er na dat tafellaken komt, want daar zit ik tussen en ik moet er aan wennen.