zondag 29 april 2012

Tijgervel

Wat ik nu allemaal ga beweren heb ik op geen enkele wijze onderzocht danwel nageslagen in wetenschappelijke werken van mensen die dat wel hebben gedaan. Alles is louter en alleen gebaseerd op mijn eigen ervaringen, overpeinzingen en die van anderen die mij ter ore zijn gekomen, iets wat nogal eens gebeurd daar ik een mevrouw ben en mevrouwen houden elkaar nu eenmaal graag en nauwgezet op de hoogte van gevoelskwesties en praten slechts zelden met elkaar over de Eredivisie, bier of auto's. Wat ze wel gemeen hebben met mannen is dat ze ook graag over (andere) vrouwen praten. Maar dit terzijde.

Sinds ik een gescheiden mevrouw ben is de verantwoordelijkheid voor de kost van mijzelf en met name dat van mijn kroost wat zwaarder gaan wegen. Uiteraard was ik voorheen ook mede-verantwoordelijk voor de huishoudpot en vervulde ik die taak ook niet onverdienstelijk maar de last is qua gevoel wat zwaarder geworden. Nu heb ik het geluk dat mijn kinderen nog blij zijn met een volle tas van de H&M, zolang ik de kriebellabeltjes er maar uitknip en ze ermee op de fiets kunnen en in de zandbak, en ze nog niet zeuren om broeken van merken die ik voor mezelf nog niet eens betaalbaar acht. En, begrijp me niet verkeerd, ik neem de handschoen graag op. Ik heb een vak geleerd, niet stilgezeten sinds de eerste weeën (let op: iets wat ook de moeders die geen betaald werk buiten de deur doen niet doen!) en stel ook nog prijs op enige ontwikkeling buiten die van mijn kinderen om. Toch blijft de vrouw als kostwinner een uitzonderlijke situatie. Een veelbesproken onderwerp. Politici die graag even voor de camera willen struikelen over elkaar heen om positieve discriminatie en vrouwenemancipatie ter sprake te brengen. Met allerhande guitige ideetjes en lieve woordjes om de vrouw, de moeder, in beweging te krijgen en wel richting het werk, meer werk, de top! Maar waar zitten nu toch die ietwat negatieve gevoelens van jezelf, werkgevers, collega's, echtgenoten, opa's en oma's, buren en, de ergste, je mede-moeders ten opzichte van de werkende vrouw? En dan met name de vrouw die ook nog eens hard werkt, carrière gericht is, een dik salaris mee naar huis neemt en, zonde nummer zoveel, een werkster inhuurt voor het huishouden?

Al die andere mensen die zich achter hun oren krabben over jouw ambities laat ik even ongemoeid. Wat mij bezighoudt is toch dat eeuwige schuldgevoel wat we zelf hebben. Het zou kunnen liggen aan het feit dat we toch stiekem een beetje beïnvloed worden door al die meningen maar ik denk dat het ook in ons eigen bloed zit. Onlangs bekende een, eveneens alleenstaande, moeder/vriendin aan mij een onverwachte ergernis die zij bij zichzelf bespeurde. Zij staat haar mannetje prima als single mom en is over het algemeen heel prettig gezelschap, vrolijk gestemd en altijd in voor en uitje. Alleen heeft zij, zoals iedereen, ook wel eens een aai over haar bol nodig en daarvoor is er iemand in haar leven. Iemand waaraan ze niet haar identiteit ontleent, niet haar inkomen, niet haar (sociale) leven. Iemand die weleens een soepje voor haar opwarmt, een kop koffie met haar drinkt, een volwassen gesprek met haar voert en die haar dus weleens een aai geeft, zullen we maar netjes zeggen. Kortom, zij heeft een prima leven, hij heeft een prima leven, geenszins afhankelijk van elkaar, niet op sociaal vlak en zeker niet in economisch opzicht, en toch, tóch ging ze hem anders bekijken toen hij zijn baan kwijtraakte. Ze moest tot haar grote spijt toegeven dat ze een beetje op hem afknapte. Ik vraag me af: is dat een hang naar status of is dit een evolutionair overblijfsel? Een vergeten of hardnekkig gen? Net zoals het nog steeds hebben van okselhaar terwijl dat helemaal niet meer nodig is?

Willen we toch nog steeds het liefste in de grot zitten om ons over het kroost te ontfermen terwijl een ruige, potige man onze dagelijkse portie wild afschiet met één pijl en de grot insleept? Wellicht. Stel dat je zou proberen dat te vertalen naar deze tijd. Je bent elkaar tegengekomen in het wild, achter een boom, misschien bij een avondje trommelen en dansen, hebben samen een leuke grot uitgezocht in een fijne rotswand waar nog meer gelijkgestemde jonge gezinnetjes wonen. De grot hebben jullie samen een beetje gezellig gemaakt, een paar grote boomstronken naar binnen gesleept, lekker berenvel (misschien ligt er in de grot verderop een tijgervel want die leuke buurman durft veel meer....), knus vuurplaatsje aangelegd en man gaat een paar keer per week op jacht. Als hij een leuk hertje weet te schieten kan hij een paar dagen bij de grot blijven, beetje werken aan zijn speerpunten en een paar fijne kookpotjes voor je smeden. Ondertussen houd jij je bezig met de vraag of je nu beter eikenblad dan kastanjeblad kan gebruiken om het licht leuk te filteren en in welke kleur de muurschildering van jullie samen het beste tot zijn recht komt. Het is leuk, gezellig ook op dat berenvel, jullie praten samen over de eikenbladeren en hij deelt leuke weetjes over het schieten van damherten terwijl ze bronstig zijn. Al snel komen er kindertjes en om al die monden te voeden moet hij nu dagelijks op jacht. Hij gaat met een groep en al snel komt hij laat thuis en jullie praten niet meer over de jacht en de aankleding van de grot. Jij bent ongelukkig want je ziet de hele dag niemand behalve dat jankende kroost en je wilt ook wel weer eens de velden op, het woud in, de wind door je haren. Je hoeft geen everzwijn maar een haasje of fazant is haalbaar. En dus spreek je af dat jij voortaan twee dagen in de week ook op jacht gaat. Iemand anders, een familielid waarschijnlijk, een buurvrouw misschien, vangt de kinderen op op deze dagen waarop jullie tegelijk vroeg van huis moeten omdat de prooi zich nog op goed bereikbare plaatsen bevind zo vlak na de nacht. Maar speer, pijl en boog van hem overnemen zal niet snel gebeuren. Je houdt het op de haasjes en de fazanten. Zou je toch met dat everzwijn thuiskomen dan is hoongelach en oneer je man's deel.

Heel misschien zijn we toch op zoek naar die man die dat tijgervel heeft weten binnen te halen, of in elk geval de suggestie wekt dat hij het zou kunnen! Door een mooiere jachtuitrusting of door alleen zijn voorkomen. Kortom, is een (onbewust?) deel van ons vrouwen niet toch gewoon op zoek naar bescherming en worstelen we niet immer met de vraag of we die haas moeten schieten of toch dat zwijntje wat er perfect voor zit? Of misschien toch ons lot in de handen van die stoere jager leggen...?