vrijdag 25 augustus 2017

Tot de rechter ons scheidt

Als je stopt met roken loop je het risico dat je een hele vervelende zeur wordt tegenover mensen die nog wel tot het rokersgilde behoren. Dat geldt ook voor mensen die ineens heel sportief zijn geworden of supergezond zijn gaan eten. Die zouden dan het liefste de hele dag bij de uitgang van de Febo gaan staan om tegen de klandizie te prediken over het gevaar van verzadigde vetten en hoe goed het voelt als je alleen nog maar bleekselderij en speltmuesli eet. Heb je het patroon? Het onderwerp waar ik namelijk naartoe wil is: trouwen. Over de zin en met name de onzin van het trouwconcept. Met mijn burgerlijke staat heb ik natuurlijk alle schijn van cynisme tegen en ben ik misschien ook niet beter dan de zure zeikerds die ik hierboven omschreven heb. Laat ik daarom ter verdediging aanvoeren dat de noodzaak en toegevoegde waarde van trouwen nooit tot me doorgedrongen is. Niet toen ik als klein meisje met de gehaakte gordijnen van mijn oma over mijn hoofd de bruid speelde, en ook nog niet toen ik een huwbare leeftijd bereikt had.

Sterker nog, ik weet zelf eigenlijk nog steeds niet zo goed waarom ik ooit dan toch getrouwd ben. Behalve dan dat ik een hopeloze romanticus ben en me op een zeker moment heb laten meeslepen in dromen van wit kant en tule en een gezinnetje met zes vrolijke kindjes aan een grote houten eettafel die allemaal dezelfde achternaam hadden als mijn lief en ik. En het was wij tegen de rest van de wereld en als al die kindjes uitgevlogen waren, nadat ze met liefde en toewijding door ons grootgebracht waren, zouden we samen herinneringen koesterend op een bankje in het park zitten en ons alvast verheugen op de hele uitgedijde familie die met kerst weer lachend met elkaar om de open haard zou zitten. In die dromen kwamen nooit darmkrampjes, doorwaakte nachten, peuterpubers, vakantieruzies, zoekgeraakte gymschoenen, foute vrienden, geldproblemen, weken van ijskoude zwijgzaamheid, jaloezie, onzekerheid, of andere negatieve dingen voor. Hooguit een klein beetje gekissebis dat we natuurlijk altijd opvoedkundig in konden zetten of waar onze relatie alleen maar sterker van werd. Verder weet ik het ook niet zo goed meer want het kostte een shitload aan geld en op het feest was iedereen die ik kende maar heb ik niemand gesproken. Aan het eind van de avond kregen mijn kersverse echtgenoot en ik knallende ruzie die beslecht werd door een bekende taxichauffeur die toevallig in de buurt was, ons in zijn taxi smeet en thuis afzette voor de situatie nog genanter werd dan ie al was. We hebben daarna de hele eerste week van onze huwelijksreis, op wat strikt noodzakelijke beleefdheden na, geen woord met elkaar gewisseld. Mijn trouwring heb ik nooit meer gedragen omdat ik me een postduif voelde met het ding om. Een goed begin is het halve werk.

Trouwen. Ik heb er geen linguïstisch onderzoek naar gedaan maar ik neem maar even aan dat het woord familie is van vertrouwen wat vast weer een volbloedkind is van trouw. Even kort door de bocht zou je kunnen stellen dat trouwen een soort garantie, of ok ok - als je minder cynisch bent, belofte van trouw en vertrouwen is. Waar en wanneer het hele trouwgebeuren is ontstaan is (voor mij) niet meer terug te vinden. Er werd al getrouwd ver voor onze jaartelling dus de behoefte om ten overstaan van een officiële instantie uit te spreken dat je bij elkaar hoort en blijft bestaat al een tijdje. Elke tijd heeft zo zijn eigen gebruiken en rituelen natuurlijk maar iedereen die ooit gescheiden is weet: of het nu in een steen gebeiteld stond 2500 jaar geleden of in een kaartenbak van de gemeente in de 21e eeuw, de verbintenis die je aangegaan bent is niet zomaar verbroken. Voor veel mensen is dat juist de reden om het boterbriefje te halen. Om de relatie te bezegelen en minder vrijblijvend te maken. Dat is natuurlijk een mooie gedachte als de liefde echt, mooi en gewenst is en blijft aan beide zijden. Had het huwelijk een halve eeuw geleden nog een heleboel praktische en economische functies, tegenwoordig is vooral de romantische overgebleven. (Hoewel de wet wat achterblijft. Als je alleen al bedenkt dat je binnen een huwelijk kinderen van diverse verwekkers anders dan je echtgenoot kunt baren en de burgerlijke stand zal ze allemaal zonder verdere vragen als het wettige kind van je wettige echtgenoot in de administratie opnemen. Krijg je daarentegen een kind van je partner waar je niet mee getrouwd bent, moet je op een bureaucratische missie langs diverse instanties met formulieren en stempels om ervoor te zorgen dat het kind voor de wet ook daadwerkelijk jouw kind is, al ben je al 20 jaar trouw bij en aan elkaar.)

Afgelopen week vroeg ik een nieuw paspoort aan. Bij de gemeente kreeg ik een formuliertje onder mijn neus gedrukt waarop, naast nuttige paspoortgegevens zoals mijn naam en geboortedatum, mijn burgerlijke staat vermeld stond: gescheiden. Ik vroeg me daar af wat de gemeentelijke administratie te maken had met mijn liefdesleven. Wat dat daar in vredesnaam deed op een formulier voor een document dat ik nodig heb om mijn identiteit en nationaliteit te bevestigen. Hangt mijn identiteit samen met mijn burgerlijke staat? Is dat niet hopeloos achterhaald? Ik hoef geen ándere status, ik wil helemaal géén status. De hele wereld discussieert over of er nog wel een sexe aanduiding op je paspoort moet staan of op de deur van de wc, maar als ik naar Australië reis of naar Tibet voor mijn part, mag elke willekeurige douanebeambte kennelijk weten hoe mijn privéleven in elkaar steekt?

Ik trouw niet meer. Stel je voor dat het weer mis gaat en ik weer een nieuw paspoort nodig heb? Ik moet er niet aan denken dat zo'n gemeentebeambte zich door mijn burgerlijke standen moet worstelen om een paspoort voor me te kunnen vervaardigen. Bovendien, en dat is waar het eigenlijk om gaat, ik wil geen man die denkt dat hij zijn liefde kan bewijzen door zichzelf op een dag in een driedelig pak te hijsen met een bloempje op zijn revers en in het bijzijn van familie en vrienden mijn rechterhand vast te houden en ja te zeggen op een reeks obligate vragen. Ik wil er eentje die mijn beide handen vasthoudt als ik lig te rillen van de koorts of sta te springen van geluk. Ik wil een man die ik midden in de nacht wakker mag maken als ik een nare droom heb gehad. Ik wil een bevestiging zien in zijn ogen als hij me aankijkt op een willekeurige dinsdagavond, als er niemand in de buurt is. En niet omdat er een boekje in de la ligt. Ik trouw niet meer. Ik deed het een keer, stortte mezelf erin, leverde mijn achternaam in, noemde iemand mijn man en mezelf iemands vrouw maar het hielp me geen steek verder. En mocht ik toch overstag gaan, dan hoor je het pas als het al achter de rug is en de autoriteiten van een of andere tropische archipel in de Stille Oceaan de officiële papieren hebben doorgestuurd naar mijn woonplaats. En dan zal ik een nieuw paspoort aanvragen en glunderen als de dame of heer achter de desk op zijn of haar schermpje ziet dat ik getrouwd ben met mijn blote voeten in de branding en dat de receptioniste en tuinman van mijn hotel getuige waren.