maandag 14 januari 2013

Koud


Tegen het eind van augustus, als alles wat bloeit zo'n beetje over zijn hoogtepunt heen is, slap naar beneden hangt van de hitte of van de regen of van het gewicht aan bloeisel, begin ik al voorzichtig op te zien tegen de winter. Ik zie De Winter zijn (Winter is zeker weten een man, een oude, knorrige, bebaarde, grauwe, bittere) al zijn koffer inpakken teneinde over niet al te lange tijd voor de deur te staan om een aanzienlijk deel van de kalender op te eisen. Hij trekt over het Himalaya-gebergte, waar hij een vaste afgezant heeft op de top, trotseert de Siberische toendra, ademt diep in, en blaast met kracht zijn gure, barre, ijzige adem en slechte gewoontes uit over ons werelddeel. Daar is het verval al in volle gang, de blaadjes waaien massaal van de bomen en verrotten op de grond, de zon komt steeds later en verdwijnt schuw steeds vroeger. Verstandige dieren vluchten naar warmer oorden of kruipen ver weg om zich slapend schuil te houden voor Winter.

Ik ben een kind van de zomer, ik snap de winter niet.
Ik hou niet van sokken, ik zie liever mijn tenen met een vrolijk kleurtje erop terwijl ze in het zand wroeten. Sowieso is het onmogelijk om iets charmants te doen met sokken, ze zijn altijd stom en ze maken randjes in je benen. Ik denk nog met gruwel terug aan de tijd waarin het ineens hip was om sokken met stripfiguren te dragen, ook als je ouder was dan vijf jaar.
Ik hou niet van erwtensoep. Een groen prutje met stukjes erin?!? Kom op.
Ik hou niet van warme chocomelk. Je verbrand er altijd je bovenlip aan en als het op is heb je de rest van de dag een dooie muis op je tong. Of erger, als je een echte winterfanaat bent en je maakt je warme choco met een poedertje uit je grootmoeders Drosteblik, klontjes, die je pas opmerkt als je slikt. Bah.
Ik heb nog trauma's van naar school fietsen als het kwik niet boven 0 kwam. En dan met name voor wat betreft het moment dat ik hem op slot moest zetten en dat niet lukte omdat mijn handen te koud waren om het sleuteltje om te draaien, ondanks mijn dubbele portie handschoenen. Vervolgens vlug naar binnen als eindelijk de bel ging, zeven lagen jassen, sjaals, regenbroeken afpellen (geen muts, toen ik 15 was kon dat écht niet), en dan anderhalf uur lang met hele zere oververhitte oren in de klas zitten, daarna nog acht lesuren die zooi meezeulen van lokaal naar lokaal.
Ik kan niet schaatsen. Althans, ik ben het bewust en expres verleerd. Vroeger moest ik mee. En blijven tot de rest ook weer naar huis wilde. Proberen met ijskoude handen je veters langs 8 dichtgeduwde haakjes te rijgen en vervolgens de resterende vier meter veter strak aan te trekken (onmogelijk) en dicht te strikken in een vijfdubbele nooit meer te ontwarren knoop. Zittend op de kant van het singeltje/plasje/slootje waar je met de rest van de buurt op stond te stuntelen terwijl je achterwerk gevoelloos werd van de optrekkende kou. Of op je tas waarmee je dan vervolgens op je billen van het licht glooiende kantje afgleed en dan proberen met die halfaangetrokken schaatsen overeind te komen voor iemand je vingers er afschaatste met een paar bijdehandte, geslepen Noren. Dan het ijs op, steeds harder niet proberen te denken aan je tenen die voelen alsof ze van porselein zijn en die, qua gevoel, elk moment af kunnen breken. En dan alles weer herhalen in omgekeerde volgorde als je weer naar huis moest, je schaatsen dragend aan de ijzers (koud) of met de veters aan elkaar gestrikt over een schouder zodat die ijzers bij elke stap in je rug en/of buik prikken. En je handen en voeten zijn gevoelloos geworden, je ziet alweer op tegen die orenkwestie straks thuis, en de warme chocomelk uit een aangekoekt pannetje. Wat mij betreft hadden ze met het opheffen van de VOC ook deze folklore mogen schrappen. Op mijn revers zal nimmer een kruisje van de Friesche Elfsteden prijken.
Mijn auto is oud. Dat geeft niet, fysiek functioneert hij nog prima, een rimpeltje en een grijze haar hier en daar, maar af en toe laat zijn koppie hem in de steek. De benzinemeter is vanaf het op-één-na laatste streepje nogal onbetrouwbaar. Het zou kunnen dat ik nog 100 km kan zonder dat ie een mm toegeeft, het zou ook net zo goed kunnen dat het wijzertje na vijf minuten uitgeblust tegen het pinnetje aan de empty-kant van de meter hangt. Op het digitale klokje is de tijd altijd een verrassende race tegen zichzelf aan het houden, soms zelfs tegen de klok in of onzichtbaar. De airco blaast zulke warme lucht dat mijn haar in een wip droog zou zijn als ik het voor de blower zou houden en mijn electrische raam moet ik af en toe rechtzetten anders gaat ie niet meer verder. Maar op een nieuwe accu na en zo nu en dan wat stopverf in de uitlaat heeft hij nog nooit echt iets ernstigs onder de leden gehad en heeft mij en mijn bagage van velerlei afmetingen en gewicht al vele malen veilig op de plek van bestemming gebracht. Maar mijn auto snapt de winter ook niet. Als het gevroren heeft wil ie me niet binnenlaten, alleen door de kofferbak, wat wel gaat maar niet erg praktisch is. Dan moet ik van binnenuit de deuren met mijn handen en voeten openduwen. Ik heb intussen zoveel slot- en siliconenspray in de sloten en op de rubbers gespoten dat je van de zomer met een gerust hart een buurtbarbeque kan houden op mijn auto, zo vet is ie overal. Het helpt niet. Als ie dan open is, is het afwachten of de deuren weer dichtgaan. Alsof die sloten denken, ok joh, mij een beetje opentrappen? Dan blijf ik toch open? Ik zou het zelf ook denken. Dus als het koud is, gaat één van ons door de kofferbak naar binnen en openen we slechts één deur om al teveel ergernis en vertraging te voorkomen. Ik moet niet alleen de ramen buiten krabben, ook binnen staan de bloemen erop en als die ontdooit zijn zit ik een uurtje met een zeem-achtig sponsje in mijn handen om een kijk-wakje te onderhouden in de condens op de voorruit.
Ik hou niet van een loopneus, traanogen, kapotte lippen en statisch haar.
Ik hou niet van sneeuw. Het is leuk als je vroeg opstaat tot de buurman 10 minuten later zijn hond uit gaat laten en daarna alle buurtkinderen en een enkele overenthousiaste volwassene zich ermee gaan bemoeien. En dan de dagen daarna, de stukken die vastgevroren zijn voor je deur waar je je nek keer op keer bijna breekt, met twee tassen boodschappen, de zwarte prut op straat na een paar dagen, de zielige hopen sneeuw die blijven liggen tot april omdat diezelfde overenthousiaste volwassene de buurtkinderen geholpen heeft met het bouwen van een sneeuwkasteel mét glijbaan. De doorweekte deurmat.
En het allerergste zijn nog wel de mensen die dan op een dag dat de zon even komt kijken of ze alweer terecht kan en een bij voorbaat mislukte poging doet om iets te doen aan de kou zeggen: "heerlijk zo'n mooie winterdag!" terwijl je een half uurtje geleden bijna je auto en jezelf total loss reed omdat diezelfde zon net boven je dashboard stond terwijl je twijfelde welke kleur het stoplicht nou had....